Ton Smit

Eén van onze voorgangers in woord- en communievieringen

Van 1994 tot 2002 was Ton Smit vicevoorzitter van het parochiebestuur. In een periode van zeven jaar, van 2005 tot 2012, ging hij voor in woord- en communievieringen en hield hij vele overwegingen. Aan hem is dit artikel gewijd. De aanleiding tot het schrijven ervan was eigenlijk een eenvoudige koekjestrommel, u leest het in de inleiding, maar nu door het pas bekendgemaakte, spraakmakende beleidsplan van onze bisschop over de woord- en communievieringen, krijgt het zomaar een actuele betekenis en is het als het ware een hommage geworden aan de vele parochiële voorgangers die zich al jarenlang met veel toewijding hebben ingezet voor de woord- en communievieringen in onze geloofsgemeenschap.  

Het ziet ernaar uit dat wellicht binnen vijf jaar woord- en communievieringen uit het dienstenrooster geschrapt zullen worden en dat daarmee ook de parochiële voorgangers helaas uit beeld zullen verdwijnen.

Afgelopen zomer, op een warme, zonnige dag in de prachtige tuin van Catharien Smit, een paradijsje midden in het dorp, is het goed toeven en lijkt het net of je ver van de bewoonde wereld bent. Ik kom een koekjestrommel terugbrengen, die tien jaar geleden is gebruikt bij de festiviteiten rond het veertigjarig jubileum van de plaatselijke Zonnebloem. Ton Smit was indertijd voorzitter van onze Zonnebloemafdeling en had het blik van huis meegenomen om er de speciaal gebakken zonnebloemkoekjes in te bewaren die werden uitgedeeld bij de informatiekraam die we hadden opgezet als jubileumactie op een van de maandagmorgen-markten. Hoe de koekjestrommel bij mij terecht is gekomen weet ik niet meer, maar het is er tot op heden nooit van gekomen om die aan de rechtmatige eigenaar terug te geven. 

En daar zit ik dan, ietsje bedremmeld toch wel, met de koekjestrommel  voor me – tot de rand toe gevuld met lekkers als een soort genoegdoening voor het jarenlange ontberen.

Het gesprek in de tuin gaat natuurlijk over Ton. Vlak voor kerst 2013 overleed hij, al weer negen jaar geleden.

We praten ook over de overwegingen die hij als voorganger in woord- en communievieringen uitsprak. Ooit heb ik Ton na een viering gevraagd mij zijn overweging te mailen, vertel ik Catharien. Alle overwegingen heeft ze nog, verzameld in een ordner. Ik durf bijna niet te vragen of ik de ordner mag meenemen om ze allemaal nog eens na te lezen. Hoor ik in haar antwoord een lichte aarzeling in haar stem? Logisch natuurlijk na de ervaringen met de koekjestrommel. Gelukkig stemt ze toe, als ik maar niet zolang wacht met het terugbrengen van de ordner als met de koekjestrommel… Dat beloof ik plechtig.

Op de een of andere manier hebben de overwegingen van Ton Smit, voor zover ik ze heb kunnen beluisteren, mij altijd geboeid. Een gelukje dat ik de ordner van Catharien mag meenemen naar huis om alle overwegingen, ook de gemiste,  in alle rust door te lezen. Graag rakel ik een paar passages uit enkele van zijn overwegingen op.

Farizeeërs

Je zult maar Jezus zijn. Het lijkt me een vervelend beroep. Altijd maar weer hulpbehoevende mensen om je heen en niet te vergeten de Farizeeërs, die je steeds maar weer willen testen op je rechtheid in de leer . En je moet maar aardig en vriendelijk blijven en slimme dingen zeggen.”

Een verrassend begin van een overweging op zaterdagavond 6 oktober 2012, tien jaar geleden, in onze parochiekerk. Bij het uitspreken van die paar eerste zinnen schrikken enkele parochianen uit hun mijmeringen op en gaan er eens even goed voor zitten.

“Ha, weer zo’n inswinger van Ton Smit,” denk ik, “waarover wil hij ons vanavond weer aan het denken zetten?”

Jezus denkt een vrije dag te nemen en rust te vinden aan de overkant van de Jordaan. Maar hij komt bedrogen uit, want ook daar staat een grote groep mensen hem op te wachten. Zijn populariteit is immers groot en de mensen horen hem graag vertellen en hangen aan zijn lippen. In het gezelschap bevinden zich ook enkele gewiekste Farizeeërs, die horen, zoals Ton het uitdrukt, bij een soort “geestelijke keuringsdienst”. Altijd zijn ze op zoek naar mensen die ze kunnen betrappen op het overtreden van de wetten van Mozes om ze vervolgens de volle laag te geven. Farizeeën willen graag indruk maken op mensen en meestal niet op zo’n aardige manier. Het is niet voor niets dat het woord farizeeër een negatieve klank met zich meedraagt.

Die vileine hoeders van de wet zien hun kans schoon om ook Jezus aan de tand voelen. Ze stellen hem een strikvraag. Hmm… alsof Jezus daar in zal tuinen.

“Maar Jezus is ook niet van gisteren,” stelt Tonin zijn overweging, “en komt heel diplomatiek met een wedervraag” aan de heren wetsleraren…

Meer kerkgangers raken geboeid door de manier waarop Ton de Bijbeltekst ‘aanpakt’ en het zou me niet verbazen als ze voor even vergeten dat ze niet erg comfortabel op keiharde kerkbanken zitten.

De verloren zoon, een parabel

Op 13 maart 2010 houdt Ton een overweging in Het Wooldhuis, ook daar is hij actief. Hij leidt het thema op een bijzondere manier in, zodat je aandacht meteen gevangen wordt: “Er zijn streekromans die als volgt samen te vatten zijn. Boerenzoon Jan-Willem, die altijd al niet wou deugen, vertrok op zekere dag naar de grote, slechte stad met een knip vol geld waar hij allerlei stoute dingen mee deed. Gedreven door herinnering aan zijn oude moeder komt hij berooid en berouwvol terug, liefst op kerst- of oudejaarsavond. Daar staat hij plotseling midden in de kamer. De hond kwispelt en moeder pinkt een traan weg. Vader tuurt eerst nog wat nors in het haardvuur, geeft zijn zoon een eeltige hand en mompelt: Hier jong, een overall en een touw, de zwartbonte moet kalven. En ze leefden nog lang, sober en gelukkig. Het verhaal van de verloren zoon lijkt op zo’n vertelling.”

“Waarom vinden we dit zo’n mooi verhaal?” stelt Ton zichzelf de vraag. En zonder er doekjes om te winden begint hij gelijk met de uitleg: “Omdat we zelf die zoon zouden willen zijn. Eerst feesten met drank en vrouwen, graaiend en snaaiend je lust achterna. Vervolgens als al het geld op is en hij alleen nog maar varkens mag hoeden en eten wat zij eten, op dat moment komt de vader weer in zijn gedachten. Hij schaamt zich en gaat met angst en beven terug naar huis.”

Het zijn rake bewoordingen waarmee Tonde situatie neerzet en dat wordt niks, denk je dan. De zoon heeft het door al zijn geslemp en gebras helemaal verbruid. Hij wordt gewoon weer weggestuurd, ook al heeft hij nog zo’n spijt. Maar nee, het loopt helemaal anders. 

Zijn vader ontvangt hem met open armen en zegt: “Je was dood en bent weer levend geworden,” en de teruggekeerde zoon begrijpt wat zijn vader bedoelt.

Ton vertaalt het zo:”Hij treft geen afrekencultuur aan, maar grenzeloze liefde. Er is geen verharding en verwijdering, maar genegenheid en vergeving.

De vergevingsgezind van de vader in het Bijbelverhaal is heel verrassend, waarop Ton met de volgende vraag komt: ”Waarom zijn velen niet in staat om te vergeven en iemand weer met open armen te ontvangen? Zo’n vraag zet je weer aan tot nadenken…

En dan komt Ton nog weer terug op de oudste zoon, de thuisblijver, de harde werker, die nooit eens een flinke fooi kreeg van zijn vader om met zijn vrienden een feestje te vieren. 

 “Hij mocht deelnemen aan het feest , maar hij heeft er moeite mee. Hij heeft de indruk dat hij niet rechtvaardig behandeld wordt.”

Ton stelt dan in zijn overweging een paar vragen achter elkaar: “Naar wie gaat de meeste sympathie? Wie willen we zijn? Die berouwvolle jongen, los gegroeid en verloren geraakt? Maar wat met de oudste zoon? We kijken het liefst niet al teveel naar hem. Die oudste zoon is altijd een ander. Dat ben ik natuurlijk niet. In die oudste zoon zijn alle ‘braveriken’ en ‘geloveriken’ (zoals Ton ze noemt) verenigd. Misschien omdat we onszelf maar al te goed in hem zouden herkennen. De meesten gedragen zich niet als die jongste.”

Een paar regels verder:”Eigenlijk weten wij met die houding van de vader geen goede raad. Wij rekenen meestal met plichten en verdiensten. Toch wil Jezus dat wij een beetje de houding aannemen zoals God die aanneemt tegenover de mensen die fout geweest zijn.”

Ton stelt zich ten slotte de vraag:”Zijn wij niet allemaal aangewezen op Gods barmhartigheid?” Die barmhartigheid kunnen wij  wel verwerven, maar daar staat tegenover dat wij ook barmhartig moeten zijn voor anderen. Voorwaar geen sinecure…

Toon Hoefsloot